Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo zegt de HEERE: [45]De arbeid der Egyptenaren en [46]de koophandel der Moren en der Sabeers, [47]der mannen van grote lengte, zullen [48]tot u overkomen, en [49]zij zullen de uwe zijn, zij zullen u navolgen, [50]in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, [zeggende:] [51]Gewisselijk, God is in u, en er is anders geen God meer. 45. Dat is, de rijkdom, dien de Egyptenaars met hun arbeid gewonnen en vergaderd hebben. 46. Dat is, het geld dat zij met koophandel gewonnen hebben. 47. Hebreeuws, mannen van maat; dat is grote sterke mannen. Zie Num.13:32. 48. O Jeruzalem, dat is, tot u, mijn volk, te weten nadat zij de Christelijke religie zullen hebben aangenomen. 49. Te weten die volken. 50. Overwonnenn zijnde niet met zwaard of spies, of met uiterlijk geweld, maar door de kracht der hemelse waarheid, en van den Heiligen Geest in hunne conscientien overtuigd zijnde. 51. Anders: God is alleen bij u, of in u, o gij stad Gods. Versta hier, vooreerst Jeruzalem, daarna de Christelijke kerk.